Functionele ontgronding is m.e.r.-plichtige winning van oppervlaktedelfstoffen

In de m.e.r.-praktijk rijst regelmatig de vraag of een functionele ontgronding moet worden gezien als de winning van oppervlaktedelfstoffen als bedoeld categorie C 16.1 of categorie D 16.1 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Een functionele of secundaire ontgronding is een ontgronding die niet gericht is op de winning van oppervlaktedelfstoffen, maar waarbij wel oppervlaktedelfstoffen vrijkomen. Te denken valt aan natuurontwikkeling waarbij de afgraving van gronden plaatsvindt. Deze vraag heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een mondelinge uitspraak op 15 november 2016, nr. 201603381/1/R4, bevestigend beantwoord.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hadden aangevoerd dat geen MER hoefde te worden gemaakt, omdat de ontgronding natuurontwikkeling is. Dit standpunt volgt de Afdeling niet. Zij meent dat uit categorie C 16.1 noch uit enige andere wettelijke bepaling volgt dat voor het antwoord op de vraag of een MER moet worden gemaakt het doel van de activiteit van belang is. Zij betrekt daarbij dat de strekking van het Besluit m.e.r., zijnde het in kaart brengen van eventuele aanzienlijke milieugevolgen van een activiteit, zich niet verdraagt met het standpunt dat het oogmerk van de activiteit van doorslaggevend belang zou zijn. Voor dat laatste valt zeker wat te zeggen, nu het voor de milieueffecten van de ontgronding niet hoeft uit te maken of ontgrond wordt met het oog op economisch gewin of vanwege natuurontwikkeling.

Uit de uitspraak lijkt te volgen dat het antwoord op bovenstaande vraag vanzelfsprekend is. Dat is het gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van categorie 16.1 en de voorlopers daarvan mijns inziens niet. Zo blijkt uit een eerdere nota van toelichting (Stb. 1999, 244, p. 55) dat voor “winning van oppervlaktedelfstoffen” het doel van de ontgronding oppervlaktedelfstofwinning moest zijn. Verder zijn er meerdere Afdelingsuitspraken verschenen waaruit kon worden afgeleid dat een functionele ontgronding mogelijk geen winning van oppervlaktedelfstoffen was. Zie ABRS 13 oktober 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AR3805, ABRS 13 juli 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT9264, ABRS 13 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2005:AT9264 en ABRS 24 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ8445. Daarentegen bevat het arrest van het Hof van Justitie van 3 juli 2008, C-215/06, een duidelijke aanwijzing dat ook een functionele ontgronding (turfwinning in verband met de aanleg van een windturbinepark) m.e.r.-(beoordelings)plichtig is.