Eventuele toekomstige gaswinning niet betrekken bij mer-beoordeling exploratieboring

ABRvS 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:155, M en R 2016/64

Essentie

Eventuele toekomstige gaswinning hoeft niet te worden betrokken bij de beoordeling of in verband met de exploratieboring een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

Samenvatting

Er is een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen waaruit volgt dat het opstellen van een MER niet nodig is. Appellant stelt dat B&W van Westerveld bij de m.e.r.-beoordeling ook de winning had moeten betrekken. De Afdeling stelt dat de winning terecht niet in de m.e.r.-beoordeling is betrokken. Weliswaar bestaat bij vergunninghouder de wens om over te gaan tot gaswinning, maar zekerheid over de mogelijkheid daartoe bestond ten tijde van de besluitvorming in deze procedure niet. Om die zekerheid te verkrijgen, is nu juist vergunning gevraagd voor een proefboring. Of, en zo ja, op welke wijze gas zal worden gewonnen, betrof ten tijde van de besluitvorming dan ook een onzekere toekomstige gebeurtenis. Het arrest van het Hof van Justitie van 11 februari 2015, C-531/13, Marktgemeinde Straßwalchen e.a., ECLI:EU:C:2015:79, geeft evenmin grond voor het oordeel dat eventuele toekomstige gaswinning had moeten worden betrokken bij de beoordeling of een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Het Hof heeft in dit arrest overwogen dat exploratieboringen onder punt 2, onder d, van bijlage II bij de mer-richtlijn vallen voor zover zij diepboringen zijn. Vervolgens heeft het Hof overwogen dat bij de beoordeling of een milieueffectrapport moet worden gemaakt de cumulatieve effecten van het betrokken project en andere projecten in overweging moeten worden genomen, dat die andere projecten bij het ontbreken van een precisering niet beperkt zijn tot gelijksoortige projecten en dat de effectbeoordeling van andere projecten niet mag afhangen van de gemeentegrenzen. In het arrest is niet als eis gesteld dat de gevolgen van eventuele toekomstige gaswinning moeten worden betrokken bij de beoordeling of in verband met de exploratieboring een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Het college heeft, in overeenstemming met het arrest, in het besluit van 28 oktober 2013 de proefboring als een diepboring aangeduid en beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

Uitspraak 

ABRvS 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:155, omgevingsvergunning voor het realiseren van een proefboorlocatie, gemeente Westerveld

Annotatie J. Kevelam en M.A.A. Soppe

Zie de noot van J. Kevelam en M.A.A. Soppe bij de uitspraak ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3578, M en R 2016/63.

Voor een printversie van deze annotatie, klik hier.