Opzet en vormgeving-criterium ingeval van wijziging activiteit Besluit mer

Essentie

Een planologische wijziging die de opzet en vormgeving van een bestaand industrieterrein nauwelijks zal wijzigen, is geen wijziging in de zin van het Besluit m.e.r.

Samenvatting

Niet in geschil is dat het bestaande industrieterrein een netto-oppervlakte van 130 ha heeft. Nu het voorliggende bestemmingsplan een in beginsel conserverend plan betreft waarbij het bestaande industrieterrein niet wordt vergroot, moet worden geoordeeld dat van aanleg of uitbreiding van een industrieterrein in dit geval geen sprake is. De Afdeling ziet zich derhalve nog voor de vraag gesteld of hier sprake is van wijziging van een industrieterrein. Zoals de raad heeft aangevoerd, is ten opzichte van de vorige planologische regimes bij recht de bouwhoogte vergroot. Door middel van een afwijkingsprocedure is het daarnaast toegestaan om het bebouwingspercentage te vergroten. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze verruimde bouwmogelijkheden zodanig ondergeschikt zijn dat in dit geval van wijziging van een industrieterrein als bedoeld in het Besluit m.e.r. geen sprake is. In dit verband is van belang dat de opzet en vormgeving van het industrieterrein door de genoemde bouwmogelijkheden nauwelijks zullen wijzigen. Ter zitting heeft Raoudi Holding B.V. nog gewezen op twee kleine uitbreidingen van het industrieterrein. Nu zij dit betoog niet heeft onderbouwd en de juistheid hiervan niet eenvoudig kan worden vastgesteld, laat de Afdeling dit betoog buiten beschouwing. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad derhalve terecht geen aanleiding gezien een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

Uitspraak 

ABRvS 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1467, bestemmingsplan Lorentz I en II 2013, gemeente Harderwijk

Annotatie M.A.A. Soppe

1.         Deze uitspraak handelt over het bestemmingsplan “Lorentz I en II 2013”. Dat plan voorziet in een actuele planologische regeling voor het bestaande industrieterrein Lorentz in Harderwijk. De omvang van het industrieterrein bedraagt netto 130 hectare. Het bestemmingsplan heeft een hoofdzakelijk conserverend karakter waarbij het bestaande industrieterrein niet wordt vergroot. Wel is de maximale bouwhoogte ten opzichte van de vorige planologische regimes bij recht vergroot. Daarnaast is het door middel van een afwijkingsprocedure toegestaan om het bebouwingspercentage te vergroten. Een appellant betoogt dat het bestemmingsplan om die reden voorziet in de wijziging van een industrieterrein met een omvang van meer dan 75 hectare en dat het bestemmingsplan dientengevolge m.e.r.-beoordelingsplichtig was.

2.         In onderdeel D, onder 11.3, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (hierna: D-11.3) is als activiteit aangewezen de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein. Daarbij geldt een drempelwaarde van 75 hectare. In onderdeel A, onder 2, van de bijlage bij het Besluit m.e.r is aangegeven dat de term wijziging mede ziet op een reconstructie of verandering anderszins van aangelegde werken, ingerichte gebieden of bestaande inrichting. Gelet op deze bepalingen zou er best wat voor te zeggen zijn dat het bestemmingsplan ziet op de wijziging van een industrieterrein met een omvang van meer dan 75 hectare waardoor er een m.e.r.-beoordelingsplicht zou gelden. De Afdeling oordeelt evenwel dat de verruimde bebouwingsmogelijkheden zodanig ondergeschikt zijn dat in dit geval van een wijzing van een industrieterrein als bedoeld in het Besluit m.e.r. geen sprake is en er derhalve geen m.e.r.-beoordelingsplicht bestond vanwege D-11.3. De Afdeling kent daarbij betekenis toe aan het gegeven dat de opzet en de vormgeving van het industrieterrein door de nieuwe bebouwingsmogelijkheden nauwelijks zullen wijzigen. In de praktijk zal waarschijnlijk nogal eens discussie gaan ontstaan over dit nieuwe “opzet en vormgeving”-criterium dat naar ik logischerwijs aanneem relevant is voor alle categorieën activiteiten in de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. waarin in kolom 1 wordt gesproken over de “wijziging”. Van een gewijzigde opzet en vormgeving lijkt in ieder geval sprake te zijn wanneer in een nieuw bestemmingsplan voor een (deels) bestaand recreatiepark de mogelijkheid wordt geschapen om bestaande mobiele kampeervoertuigen, stacaravans en zomerhuisjes te vervangen door grotere chalets en recreatiewoningen. Dat lijkt mij te kunnen worden afgeleid uit de uitspraak AbRvS 26 juni 2013, JM 2013/118, m.nt. Hoevenaars.


Voor een printversie van deze annotatie, klik hier.